Algemeen

Algemene aandoeningen

Maak hieronder uw keuze voor meer informatie

CANS RSI

Complex Regionaal Pijn Syndroom type I
Het Complex Regionaal Pijn Syndroom type I (CRPS) is een aandoening die na een letsel of een operatie kan ontstaan aan een van de ledematen.

Het syndroom kan ook omschreven worden als een abnormaal sterke reactie van het lichaam op een letsel of operatie. De ernst ervan staat los van de ernst van het letsel. Zo kan een klein letsel, bijvoorbeeld een kneuzing van de hand, een ernstige vorm van dystrofie geven. Een zwaar letsel, zoals een gecompliceerde enkelbreuk, kan in lichte mate CRPS tot gevolg hebben. In de meeste gevallen treedt er geen CRPS op na een letsel of operatie. Jaarlijks krijgen rond 8.000 mensen deze complicatie wel.

De verschijnselen die kunnen optreden in het aangedane lichaamsdeel zijn:
- pijn (die bij inspanning toeneemt)
- algehele zwelling
- verminderde beweeglijkheid
- pijn bij het aanraken van de huid
- verschil in huidtemperatuur (warm bij een warme dystrofie en koud bij een koude dystrofie)
- huidverkleuring van het aangedane gebied (rood, blauw of glanzend)

Als aan vier van deze verschijnselen wordt voldaan, kan de diagnose CRPS gesteld worden.

Andere verschijnselen die op kunnen treden zijn:
- een veranderde/versterkte nagelgroei met afbrokkelen van de nagels
- een versterkte haargroei op het aangetaste lichaamsdeel
- een verhoogde zweetproductie van bijvoorbeeld een handpalm of voetzool

Naar schatting zijn er tenminste 20.000 patiënten met CRPS in Nederland. Het syndroom is een aandoening die op alle leeftijden voorkomt, maar vaker bij mensen tussen de 45 en 60 jaar en meer bij vrouwen (75%) dan bij mannen.

CRPS is in Nederland ook bekend onder de namen posttraumatische dystrofie of Sudeckse dystrofie. De gangbare Amerikaanse benaming is Reflex Sympathetic Dystrophy (RSD).

CRPS valt ook onder CANS, dit staat voor ‘complaints of the arm, neck and/or shoulder’ oftewel klachten van de arm, nek en/of schouder. Dit is een omschrijving van een klachtencomplex die door veel zorgverleners wordt gehanteerd.

Waardoor kan het komen?
Het is nog niet goed bekend hoe CRPS ontstaat. Meestal beginnen de symptomen met snel na het letsel optredende pijn die lang kan aanhouden. In enkele gevallen ontstaat CRPS spontaan. Het overgrote deel van de 8.000 mensen geneest binnen korte tijd, meestal zonder restverschijnselen. De overige patiënten krijgen te maken met een langdurige of zelfs chronische situatie.

Er is een aantal theorieën over het ontstaan van CRPS:

Abnormale ontstekingsreactie theorie
CRPS is, volgens deze theorie, een abnormale (steriele) ontstekingsreactie waarbij zuurstofradicalen een grote rol spelen. (Zuurstofradicalen of vrije radicalen zijn kort levende agressieve deeltjes, die voortdurend bij onze stofwisseling vrijkomen en onze cellen aanvallen.) Er zouden teveel zuurstofradicalen worden gevormd waardoor gezond weefsel beschadigd wordt. Het normale herstelproces zou uit de hand lopen en tot schade aan gezond weefsel leiden. De kenmerkende verschijnselen bij een ontsteking zijn roodheid, zwelling, warmte, functiestoornis en pijn.

Psychosociale theorie
Hierbij gaat men ervan uit dat patiënten die CRPS krijgen bepaalde psychologische kenmerken hebben die hen extra gevoelig maakt voor dit syndroom.

Inactiviteitstheorie
Bij deze theorie is de gedachte dat dystrofie of atrofie kan ontstaan door inactiviteit, die ontstaat doordat patiënten niet willen of durven te oefenen na een ongeval of letsel. (Dystrofie betekent groeistoornis van organen, cellen en weefsels. Atrofie betekent verschrompeling van organen). Uit onderzoek blijkt dat patiënten met CRPS echter niet in staat zijn om te oefenen omdat er onvoldoende zuurstof wordt opgenomen in de spieren van het aangedane lidmaat. Spierarbeid is niet mogelijk, en daardoor is intensief oefenen dus niet mogelijk.

De psychosociale theorie en inactiviteitstheorie zouden met elkaar kunnen samenhangen. Voor beide theorieën zijn geen afdoende wetenschappelijke bewijzen geleverd. Uit onderzoeken zijn geen verschillen gebleken in persoonlijkheidsstructuren bij patiënten met en zonder CRPS.

Sympathische reflex theorie
Het ontstaan van CRPS wordt in deze theorie toegeschreven aan een over-reactie van het sympathisch zenuwstelsel. De verstoring van het sympathisch zenuwstelsel leidt tot veranderingen in kleur, temperatuur en zweten van het lidmaat. Niet alle verschijnselen van CRPS kunnen vanuit deze theorie worden verklaard.

Hoe wordt het vastgesteld?
Voor de diagnose van CRPS zijn artsen voornamelijk aangewezen op de anamnese en het klinisch waarnemen van de symptomen zoals pijn, functiebeperking, zwelling, verkleuring, temperatuurverschil ten opzichte van het andere lidmaat, zweten en versterkte haargroei. Een toename van de symptomen na belasting en oefeningen komt vaak voor.

Een röntgenfoto, MRI of botscan hebben onvoldoende diagnostische waarde om CRPS vast te stellen. Ook laboratoriumonderzoek van bloed of andere lichaamsmaterialen levert geen aanwijzingen voor CRPS op.

Wat kan helpen?
Omdat nog niet goed bekend is hoe en waarom deze abnormale heftige reactie op een relatief gering letsel of operatie ontstaat, is er geen behandeling die de voorkeur heeft.
Het is van groot belang dat CRPS in een vroeg stadium wordt vastgesteld omdat met een vroege start van de behandeling verergering mogelijk voorkomen kan worden. Bij ongeveer tachtig à negentig procent van de mensen met CRPS treedt volledig of bijna volledig herstel op.

Er zijn verschillende behandelingsvormen die iemand met CRPS kan ondergaan:

Medische behandeling
De behandeling met medicijnen tegen zuurstofradicalen bestaat uit verschillende mogelijkheden:
- Toepassen van DMSO creme (niet te gebruiken bij infectie of wonden)
- Slikken N-acetylcysteïne (Fluimucil) tabletten voor zes tot acht weken

- Bij koude CRPS kan het helpen om de vaten te verwijden. Dit kan door middel van:
* het slikken van Nicardipine, Ketanserine en/of Verapamil tabletten.
* bij ernstige vaatvernauwing kunnen de vaten verwijd worden door het toedienen van Bupivacaine door middel van een infuus of een ingebrachte catheter rond het ruggenmerg.
* in ernstige gevallen is soms een blokkade van een zenuw mogelijk

Algemene pijnbestrijding
Bij pijn kan men pijnstillers innemen. De hoeveelheid of soort pijnstiller kan afhankelijk van de pijn worden aangepast. Zie hiervoor de Pijnmedicatie volgens de WHO richtlijn.

Als dit niet voldoende is, kan de pijn eventueel bestreden worden met anti-epileptica.
Spierkrampen kunnen bestreden worden met MgSO4. Als dat geen succes heeft, kunnen baclofen (Lioresal) of hydrokinine (Inhibin) toegediend worden.

Wanneer het syndroom al langer aanwezig is en bestand is tegen bovenstaande therapie kan ruggenmergstimulatie worden overwogen ter bestrijding van ernstige pijn als er één ledemaat is aangedaan.

Als er twee of meer ledematen zijn aangedaan die niet reageren op de medicijnen, kan het medicijn Baclofen worden toegediend in het ruggenmergvlies.

Paramedische behandeling
Fysiotherapie en ergotherapie nemen een belangrijke plaats in bij de behandeling van CRPS. In de de eerste fase van de aandoening is de behandeling vooral gericht op fysiotherapie. Ook ergotherapie is aan te bevelen, later of direct als ondersteunende behandeling.

Fysiotherapie
De doelstelling van de behandeling is de patiënt zoveel mogelijk controle te laten krijgen over zijn klachten. De belangrijkste behandeldoelen zijn:
- het verhogen van de controle over de pijn en het optimaliseren van het omgaan met de klacht. Bijvoorbeeld door het informeren en begeleiden van de patiënt (gerichte gesprekken, bijhouden en bespreken van een dagactiviteitenschema) of ontspanningsoefeningen
- het aanpakken van de bron van pijn en eventueel behandelingen zoals TENS, bindweefselmassage, oefentherapie en gebruik van spalk of draagdoek toepassen
- het verbeteren van vaardigheden bijvoorbeeld door oefenen en trainen van vaardigheden en houdings- en bewegingsinstructie.
- aan het verbeteren van de beweeglijkheid kan worden gewerkt zodra de pijn onder controle is. De nadruk ligt hierbij op het actief en functioneel bewegen.

Ergotherapie
Algemene ergotherapeutische behandeldoelen bij de bovenste extremiteit zijn:
- verminderen van klinische symptomen, beschermen en ondersteunen van de aangedane extremiteit in de meest functionele en aangename positie: met een spalk, uitleg en advies. Er wordt beoordeeld of er een indicatie is voor het aanmeten van een ondersteunende spalk. Dit kan een rustspalk zijn voor de gehele hand en onderarm of voor een deel ervan zoals de pols of de duim. Instructie over het dragen van de spalk wordt individueel gegeven. Het doel van het dragen van orthesen is het verminderen van de klachten en voorkomen van overbelasting.
- bevorderen van het functioneel gebruik van de extremiteit binnen de pijngrens. Hierbij wordt gebruik gemaakt van diverse spelactiviteiten, handvaardigheidtechnieken en/of dagelijkse activiteiten
- het bevorderen van de zelfstandigheid met name op het gebied van zelfverzorging, productiviteit en ontspanning.

Psychologische ondersteuning
Als er wordt vermoed dat de psychologische toestand van de patiënt het genezingsproces zal beïnvloeden, kan begeleiding door een psycholoog worden overwogen.

Veel revalidatiecentra hebben een behandelaanbod waarbij de revalidatiearts, fysiotherapeut, ergotherapeut, psycholoog en maatschappelijk werker in nauw overleg de behandeling uitvoeren. Dit heeft als voordeel dat een gespecialiseerd behandelteam beschikbaar is en de behandelaars vaak op dezelfde locatie op één dag bezocht kunnen worden.

- Rust van het aangedane lichaamsdeel. Daarbij kan een spalk of brace worden aangelegd. Voor de bestrijding van de pijn worden pijnstillers voorgeschreven, eventueel een combinatie van bloedvatverwijdende en/of ontstekingsremmende medicijnen.
- Ook kan er een gecombineerde behandeling worden voorgeschreven met zowel geneesmiddelen als fysiotherapie en/of ergotherapie. Bij aanhoudende pijnklachten kan een pijnpolikliniek helpen bij het bestrijden van de pijn.
- Tijdens een ziekenhuisopname kan er een infuus worden gegeven met suikervloeistof waar het lichaam gunstig op zou kunnen reageren.

Wie kan helpen?
Behandelaars die betrokken zijn bij de behandeling zijn de huisarts en orthopeed. Verder kunnen de fysiotherapeut, ergotherapeut en pijnspecialist helpen bij de behandeling.

Ermee leven
CRPS wordt nog onvoldoende begrepen en is soms moeilijk te herkennen. De aandoening is erg onvoorspelbaar en kan een grote invloed op patiënten en hun omgeving hebben. Dit kan gepaard gaan met onbegrip, verdriet of boosheid. Soms moeten er aanpassingen in huis komen of op het werk. Het kan zijn dat begeleiding van de patiënt en partner of het gezin gewenst is.

Omgaan met pijn of handicap gaat de een gemakkelijker af dan de ander. Als genezing (voorlopig) uitblijft is het van belang dat de ziekte wordt geaccepteerd en dat er een manier wordt gevonden om ermee om te gaan. Daarbij kan hulp van een psycholoog of maatschappelijk werker soms gewenst zijn. Dat betekent niet dat CRPS psychisch is maar dat deze chronische en pijnlijke aandoening een enorme impact op mensen kan hebben.

Bronnen: Behandelingsprotocol CRPS type I-W.W.A. Zuurmond & R.S.G.M. Perez. Nederlands Tijdschrift voor Pijn en Pijnbestrijding 2003:22
Online bronnen: Nederlandse Vereniging van Posttraumatische Dystrofie Patiënten; Posttraumatische Dystrofie vereniging; Ziekenhuis.nl

Dystrofie

Dystrofie:  Synoniemen
Complex (ook wel Chronisch) Regionaal Pijn Syndroom (CRPS), Postraumatische Dystrofie (PD), Sudeckse Dystrofie (ook wel Atrofie), Sympathische Reflex Dystrofie, Reflex Sympathetic Dystrophy (RSD).

Het syndroom kan ook omschreven worden als een abnormaal sterke reactie van het lichaam op een letsel of operatie. De ernst ervan staat los van de ernst van het letsel. Zo kan een klein letsel, bijvoorbeeld een kneuzing van de hand, een ernstige vorm van dystrofie geven. Een zwaar letsel, zoals een gecompliceerde enkelbreuk, kan in lichte mate CRPS tot gevolg hebben. In de meeste gevallen treedt er geen CRPS op na een letsel of operatie. Jaarlijks krijgen rond 8.000 mensen deze complicatie wel.

De verschijnselen die kunnen optreden in het aangedane lichaamsdeel zijn:
- pijn (die bij inspanning toeneemt)
- algehele zwelling
- verminderde beweeglijkheid
- pijn bij het aanraken van de huid
- verschil in huidtemperatuur (warm bij een warme dystrofie en koud bij een koude dystrofie)
- huidverkleuring van het aangedane gebied (rood, blauw of glanzend)

Als aan vier van deze verschijnselen wordt voldaan, kan de diagnose CRPS gesteld worden.

Andere verschijnselen die op kunnen treden zijn:
- een veranderde/versterkte nagelgroei met afbrokkelen van de nagels
- een versterkte haargroei op het aangetaste lichaamsdeel
- een verhoogde zweetproductie van bijvoorbeeld een handpalm of voetzool

Naar schatting zijn er tenminste 20.000 patiënten met CRPS in Nederland. Het syndroom is een aandoening die op alle leeftijden voorkomt, maar vaker bij mensen tussen de 45 en 60 jaar en meer bij vrouwen (75%) dan bij mannen.

CRPS is in Nederland ook bekend onder de namen posttraumatische dystrofie of Sudeckse dystrofie. De gangbare Amerikaanse benaming is Reflex Sympathetic Dystrophy (RSD).

CRPS valt ook onder CANS, dit staat voor ‘complaints of the arm, neck and/or shoulder’ oftewel klachten van de arm, nek en/of schouder. Dit is een omschrijving van een klachtencomplex die door veel zorgverleners wordt gehanteerd.

Waardoor kan het komen?
Het is nog niet goed bekend hoe CRPS ontstaat. Meestal beginnen de symptomen met snel na het letsel optredende pijn die lang kan aanhouden. In enkele gevallen ontstaat CRPS spontaan. Het overgrote deel van de 8.000 mensen geneest binnen korte tijd, meestal zonder restverschijnselen. De overige patiënten krijgen te maken met een langdurige of zelfs chronische situatie.

Er is een aantal theorieën over het ontstaan van CRPS:

Abnormale ontstekingsreactie theorie
CRPS is, volgens deze theorie, een abnormale (steriele) ontstekingsreactie waarbij zuurstofradicalen een grote rol spelen. (Zuurstofradicalen of vrije radicalen zijn kort levende agressieve deeltjes, die voortdurend bij onze stofwisseling vrijkomen en onze cellen aanvallen.) Er zouden teveel zuurstofradicalen worden gevormd waardoor gezond weefsel beschadigd wordt. Het normale herstelproces zou uit de hand lopen en tot schade aan gezond weefsel leiden. De kenmerkende verschijnselen bij een ontsteking zijn roodheid, zwelling, warmte, functiestoornis en pijn.

Psychosociale theorie
Hierbij gaat men ervan uit dat patiënten die CRPS krijgen bepaalde psychologische kenmerken hebben die hen extra gevoelig maakt voor dit syndroom.

Inactiviteitstheorie
Bij deze theorie is de gedachte dat dystrofie of atrofie kan ontstaan door inactiviteit, die ontstaat doordat patiënten niet willen of durven te oefenen na een ongeval of letsel. (Dystrofie betekent groeistoornis van organen, cellen en weefsels. Atrofie betekent verschrompeling van organen). Uit onderzoek blijkt dat patiënten met CRPS echter niet in staat zijn om te oefenen omdat er onvoldoende zuurstof wordt opgenomen in de spieren van het aangedane lidmaat. Spierarbeid is niet mogelijk, en daardoor is intensief oefenen dus niet mogelijk.

De psychosociale theorie en inactiviteitstheorie zouden met elkaar kunnen samenhangen. Voor beide theorieën zijn geen afdoende wetenschappelijke bewijzen geleverd. Uit onderzoeken zijn geen verschillen gebleken in persoonlijkheidsstructuren bij patiënten met en zonder CRPS.

Sympathische reflex theorie
Het ontstaan van CRPS wordt in deze theorie toegeschreven aan een over-reactie van het sympathisch zenuwstelsel. De verstoring van het sympathisch zenuwstelsel leidt tot veranderingen in kleur, temperatuur en zweten van het lidmaat. Niet alle verschijnselen van CRPS kunnen vanuit deze theorie worden verklaard.

Hoe wordt het vastgesteld?
Voor de diagnose van CRPS zijn artsen voornamelijk aangewezen op de anamnese en het klinisch waarnemen van de symptomen zoals pijn, functiebeperking, zwelling, verkleuring, temperatuurverschil ten opzichte van het andere lidmaat, zweten en versterkte haargroei. Een toename van de symptomen na belasting en oefeningen komt vaak voor.

Een röntgenfoto, MRI of botscan hebben onvoldoende diagnostische waarde om CRPS vast te stellen. Ook laboratoriumonderzoek van bloed of andere lichaamsmaterialen levert geen aanwijzingen voor CRPS op.

Wat kan helpen?
Omdat nog niet goed bekend is hoe en waarom deze abnormale heftige reactie op een relatief gering letsel of operatie ontstaat, is er geen behandeling die de voorkeur heeft.
Het is van groot belang dat CRPS in een vroeg stadium wordt vastgesteld omdat met een vroege start van de behandeling verergering mogelijk voorkomen kan worden.

Bij ongeveer tachtig à negentig procent van de mensen met CRPS treedt volledig of bijna volledig herstel op.

Er zijn verschillende behandelingsvormen die iemand met CRPS kan ondergaan:

Medische behandeling
De behandeling met medicijnen tegen zuurstofradicalen bestaat uit verschillende mogelijkheden:
- Toepassen van DMSO creme (niet te gebruiken bij infectie of wonden)
- Slikken N-acetylcysteïne (Fluimucil) tabletten voor zes tot acht weken

- Bij koude CRPS kan het helpen om de vaten te verwijden. Dit kan door middel van:
* het slikken van Nicardipine, Ketanserine en/of Verapamil tabletten.
* bij ernstige vaatvernauwing kunnen de vaten verwijd worden door het toedienen van Bupivacaine door middel van een infuus of een ingebrachte catheter rond het ruggenmerg.
* in ernstige gevallen is soms een blokkade van een zenuw mogelijk

Algemene pijnbestrijding
Bij pijn kan men pijnstillers innemen. De hoeveelheid of soort pijnstiller kan afhankelijk van de pijn worden aangepast. Zie hiervoor de Pijnmedicatie volgens de WHO richtlijn.

Als dit niet voldoende is, kan de pijn eventueel bestreden worden met anti-epileptica.
Spierkrampen kunnen bestreden worden met MgSO4. Als dat geen succes heeft, kunnen baclofen (Lioresal) of hydrokinine (Inhibin) toegediend worden.

Wanneer het syndroom al langer aanwezig is en bestand is tegen bovenstaande therapie kan ruggenmergstimulatie worden overwogen ter bestrijding van ernstige pijn als er één ledemaat is aangedaan.

Als er twee of meer ledematen zijn aangedaan die niet reageren op de medicijnen, kan het medicijn Baclofen worden toegediend in het ruggenmergvlies.

Paramedische behandeling
Fysiotherapie en ergotherapie nemen een belangrijke plaats in bij de behandeling van CRPS. In de de eerste fase van de aandoening is de behandeling vooral gericht op fysiotherapie. Ook ergotherapie is aan te bevelen, later of direct als ondersteunende behandeling.

Fysiotherapie
De doelstelling van de behandeling is de patiënt zoveel mogelijk controle te laten krijgen over zijn klachten. De belangrijkste behandeldoelen zijn:
- het verhogen van de controle over de pijn en het optimaliseren van het omgaan met de klacht. Bijvoorbeeld door het informeren en begeleiden van de patiënt (gerichte gesprekken, bijhouden en bespreken van een dagactiviteitenschema) of ontspanningsoefeningen
- het aanpakken van de bron van pijn en eventueel behandelingen zoals TENS, bindweefselmassage, oefentherapie en gebruik van spalk of draagdoek toepassen
- het verbeteren van vaardigheden bijvoorbeeld door oefenen en trainen van vaardigheden en houdings- en bewegingsinstructie.
- aan het verbeteren van de beweeglijkheid kan worden gewerkt zodra de pijn onder controle is. De nadruk ligt hierbij op het actief en functioneel bewegen.

Ergotherapie
Algemene ergotherapeutische behandeldoelen bij de bovenste extremiteit zijn:
- verminderen van klinische symptomen, beschermen en ondersteunen van de aangedane extremiteit in de meest functionele en aangename positie: met een spalk, uitleg en advies. Er wordt beoordeeld of er een indicatie is voor het aanmeten van een ondersteunende spalk. Dit kan een rustspalk zijn voor de gehele hand en onderarm of voor een deel ervan zoals de pols of de duim. Instructie over het dragen van de spalk wordt individueel gegeven. Het doel van het dragen van orthesen is het verminderen van de klachten en voorkomen van overbelasting.
- bevorderen van het functioneel gebruik van de extremiteit binnen de pijngrens. Hierbij wordt gebruik gemaakt van diverse spelactiviteiten, handvaardigheidtechnieken en/of dagelijkse activiteiten
- het bevorderen van de zelfstandigheid met name op het gebied van zelfverzorging, productiviteit en ontspanning.

Psychologische ondersteuning
Als er wordt vermoed dat de psychologische toestand van de patiënt het genezingsproces zal beïnvloeden, kan begeleiding door een psycholoog worden overwogen.

Veel revalidatiecentra hebben een behandelaanbod waarbij de revalidatiearts, fysiotherapeut, ergotherapeut, psycholoog en maatschappelijk werker in nauw overleg de behandeling uitvoeren. Dit heeft als voordeel dat een gespecialiseerd behandelteam beschikbaar is en de behandelaars vaak op dezelfde locatie op één dag bezocht kunnen worden.

- Rust van het aangedane lichaamsdeel. Daarbij kan een spalk of brace worden aangelegd. Voor de bestrijding van de pijn worden pijnstillers voorgeschreven, eventueel een combinatie van bloedvatverwijdende en/of ontstekingsremmende medicijnen.
- Ook kan er een gecombineerde behandeling worden voorgeschreven met zowel geneesmiddelen als fysiotherapie en/of ergotherapie. Bij aanhoudende pijnklachten kan een pijnpolikliniek helpen bij het bestrijden van de pijn.
- Tijdens een ziekenhuisopname kan er een infuus worden gegeven met suikervloeistof waar het lichaam gunstig op zou kunnen reageren.

Wie kan helpen?
Behandelaars die betrokken zijn bij de behandeling zijn de huisarts en orthopeed. Verder kunnen de fysiotherapeut, ergotherapeut en pijnspecialist helpen bij de behandeling.

Ermee leven
CRPS wordt nog onvoldoende begrepen en is soms moeilijk te herkennen. De aandoening is erg onvoorspelbaar en kan een grote invloed op patiënten en hun omgeving hebben. Dit kan gepaard gaan met onbegrip, verdriet of boosheid. Soms moeten er aanpassingen in huis komen of op het werk. Het kan zijn dat begeleiding van de patiënt en partner of het gezin gewenst is.

Omgaan met pijn of handicap gaat de een gemakkelijker af dan de ander. Als genezing (voorlopig) uitblijft is het van belang dat de ziekte wordt geaccepteerd en dat er een manier wordt gevonden om ermee om te gaan. Daarbij kan hulp van een psycholoog of maatschappelijk werker soms gewenst zijn. Dat betekent niet dat CRPS psychisch is maar dat deze chronische en pijnlijke aandoening een enorme impact op mensen kan hebben.
 
Bronnen: Behandelingsprotocol CRPS type I-W.W.A. Zuurmond & R.S.G.M. Perez. Nederlands Tijdschrift voor Pijn en Pijnbestrijding 2003:22
Online bronnen: Nederlandse Vereniging van Posttraumatische Dystrofie Patiënten; Posttraumatische Dystrofie vereniging; Ziekenhuis.nl

Raynaud’s syndroom of fenomeen

Het Raynaud’s syndroom is een aandoening waarbij aanvalsgewijs de doorbloeding naar bepaalde delen van het lichaam (zoals de vingers, tenen, oren en puntje van de neus) niet goed is met als gevolg dat deze verdoofd en koud aanvoelen. Ook een kleurverandering kan optreden.

Tijdens een aanval vernauwen de bloedvaten zich waardoor de bloedcirculatie naar die plekken vermindert. De betreffende lichaamsdelen worden meestal eerst wit, vervolgens blauw en voelen koud en verdoofd aan. Daarbij kan de zintuiglijke waarneming minder zijn. De huid kan licht gezwollen lijken. Als de bloedcirculatie weer op gang komt, kan de huid rood kleuren en kan een tintelend of gezwollen gevoel optreden.

Meestal worden vingers en/of tenen getroffen maar ook andere lichaamsdelen kunnen worden aangedaan zoals de neus, wangen, oren en zelfs de tong. Een aanval kan minder dan een minuut duren tot enkele uren. Na verloop van tijd kunnen de aanvallen ernstiger worden.

Iemand kan het syndroom van Raynaud hebben zonder onderliggende ziekte. Maar het kan ook een symptoom zijn van een reumatische ziekte, in dat geval wordt het het ‘fenomeen’ van Raynaud genoemd. Dit kan onder meer in verband staan met de reumatische ziekten systemisch lupus erythematosus (SLE), sclerodermie en polymyositis/dermatomyositis.

Verder kan een vergelijkbaar fenomeen optreden bij het zogenaamde Hand-Arm-Vibratie Syndroom.

Voor de meeste mensen is het syndroom van Raynaud lastig maar levert het weinig beperkingen op.

Het syndroom van Raynaud valt onder CANS, dit staat voor ‘complaints of the arm, neck and/or shoulder’ oftewel klachten van de arm, nek en/of schouder). Dit is een omschrijving van een klachtencomplex die door veel zorgverleners wordt gehanteerd.

Waardoor kan het komen?
Het is niet precies bekend wat de oorzaak is van het syndroom van Raynaud. Duidelijk is wel dat tijdens een aanval bloedvaten in vingers, tenen of andere getroffen lichaamsdelen gedurende korte tijd nauwer worden waardoor het bloed niet normaal kan doorstromen. De bloedvaten in betreffende lichaamsdelen lijken overgevoelig te reageren op koude temperaturen en stress. Als het lichaam wordt blootgesteld aan koude temperaturen, verliezen de ledematen warmte. Het lichaam vermindert de bloedtoevoer naar de ledematen om zo de algehele lichaamstemperatuur op peil te houden. Bij mensen met het syndroom van Raynaud verloopt deze op zich normale reactie veel heftiger.

Stress veroorzaakt een soortgelijke reactie in het lichaam als kou. Een dergelijke overgevoeligheidsreactie kan dus ook door stress komen.

Risicofactoren
Iedereen kan het syndroom van Raynaud krijgen maar de aandoening komt toch het meest voor bij vrouwen tussen de vijftien en veertig jaar. Ook onder mensen die in een kouder klimaat wonen, komt het syndroom van Raynaud vaker voor.

Naast de genoemde ziektebeelden is roken een risicofactoren voor het krijgen van het syndroom van Raynaud. Door het roken treedt een vernauwing op van verhoogd gevoelige bloedvaten.
Bepaalde beroepen waarbij veel met trillende gereedschappen of machines moet worden gewerkt, vormen een risicofactor voor het Hand-Arm-Vibratie Syndroom.

Hoe wordt het vastgesteld?
De diagnose van Raynaud’s syndroom kan vrij eenvoudig worden vastgesteld aan de hand van het verhaal van de patiënt. Zo wil de arts weten of er aanwijzingen zijn voor een reumatische aandoening en of de vingers de neiging hebben om te verkleuren als het buiten koud is. De arts kan de hand afkoelen (bijvoorbeeld in ijskoud water) als eenvoudige test om te zien of het syndroom ontstaat door blootstelling aan kou.

Bursitis (slijmbeursontsteking)

Bursitis (slijmbeursontsteking)
In het lichaam zitten op diverse plaatsen slijmbeurzen (bursa) die ervoor zorgen dat botten, spieren en pezen soepel langs elkaar heen kunnen bewegen en niet tegen elkaar aan schuren. Ook zorgen deze bursa ervoor dat uitstekende botstukken (zoals de heup) beschermd worden.

Door overbelasting van een gewricht, een val of door een infectie, kan een slijmbeurs ontstoken raken. Het gevolg hiervan is dat de slijmbeurs opzwelt.

Hierdoor ontstaat pijn en kan men zich beperkt voelen in het bewegen. Met name druk op de slijmbeurs, door bijvoorbeeld steunen op de ellebooog, is pijnlijk.
Bij een bacteriële slijmbeursontsteking kan ook roodheid en koorts optreden.

Waardoor kan het komen?
Een bursitis kan ontstaan door teveel druk op de slijmbeurs, overbelasting van een gewricht, een val of een infectie. Als gevolg hiervan zwelt de slijmbeurs op.

Hoe wordt het vastgesteld?
Een bursitis kan door middel van een anamnese en lichamelijk onderzoek worden vastgesteld.

Wat kan helpen?
Bursitis geneest meestal met rust, gedoseerde bewegingen en vermijden van de overbelasting van het gewricht. Als herstel uitblijft, moet het gewricht onderzocht worden op verdere afwijkingen.

Medicijnen kunnen helpen om de de ontsteking te remmen. Ook kan een corticosteroïde injectie gegeven worden (niet bij een bacteriële ontsteking).

In ernstige gevallen kan de de slijmbeurs operatief verwijderd worden.

Wie kan helpen?
Een bursitis wordt in eerste instantie door de huisarts behandeld.

Daarnaast kan een fysiotherapeut bewegingsadvies geven.

Indien de bursa verwijderd wordt, is de orthopedisch chirurg hierbij betrokken. Hiervan is alleen sprake in ernstige gevallen, als genezing uitblijft.
 
Online bronnen: Gezondheidsplein.nl

Jicht

Botten van de voet. Jicht is een gewrichtsontsteking. Bij jicht is het gewricht rood, gezwollen, warm en pijnlijk. Ook bewegen is erg pijnlijk. De ontsteking is heftig en komt meestal plotseling opzetten.
Meestal zit jicht in de grote teen, soms in andere gewrichten van de voet, enkel, knie of pols.

De eerste of enige aanval doet zich meestal voor in één gewricht. Eén aanval leidt meestal niet tot beschadiging van het gewricht. Als de aanval voorbij is, zal het gewricht zich meestal volledig herstellen.

Soms komen de aanvallen terug, gaan langer duren en breiden zich uit naar meerdere gewrichten. Niet alleen het gewricht van de grote teen is dan pijnlijk, maar ook de gewrichten van enkels of knieën.
Als dat gebeurt, moet met medicijnen voorkomen worden dat er nieuwe aanvallen komen. Als er namelijk vaker gewrichtsontstekingen optreden, kan het gewricht zo beschadigen dat het niet meer kan herstellen. Het gewricht kan dan dan stijver worden en pijnlijk bij het bewegen.

Jicht komt veel vaker bij mannen voor dan bij vrouwen, meestal in de leeftijd van 30 tot 60 jaar.

Waardoor kan het komen?
Jicht ontstaat doordat er urinezuur ‘neerslaat’ in het gewricht, in de vorm van kristallen. Dit kan gebeuren als er te veel urinezuur in het bloed zit. De kristallen veroorzaken de ontsteking en de pijn.

Waarom iemand jicht krijgt, is niet bekend. Wel is een aantal factoren bekend, dat een jichtaanval in gang kunnen zetten, namelijk: gebruik van (thiazide)plastabletten, alcoholgebruik, overmatig eiwitrijk voedsel, overgewicht, een operatie, koorts, een snelle vermagering en het stoten of verwonden van een gewricht.
Familieleden van mensen met jicht hebben een verhoogde kans om ook jicht te krijgen.

Jichtknobbels
De neergeslagen kristallen kunnen leiden tot jichtknobbels, ook wel tophi genoemd. Dit zijn kristalophopingen in het gewricht, bot of kraakbeen. Een tophus kan bijvoorbeeld voorkomen aan de ellebogen, vingers, tenen en de buitenrand van de oorschelp. Als de huid rondom een tophus stuk gaat, kan er een dikke, krijtachtige substantie naar buiten komen.

Pseudojicht
Bij pseudojicht zijn de klachten hetzelfde als bij jicht en de behandeling van acute klachten ook. De kristallen in het gewricht zijn alleen niet van urinezuur maar van calciumfosfaat. Bij pseudojicht zijn er nog geen behandelingen bekend die aanvallen kunnen voorkomen.
Pseudojicht komt minder vaak voor dan jicht.

Hoe wordt het vastgesteld?
Om vast te stellen of de klachten door jicht worden veroorzaakt, zal de arts allereerst vragen stellen om de klachten in kaart te brengen. Dit heet anamnese. Een plotselinge pijnaanval en een ontsteking in één gewricht wijzen sterk in de richting van jicht.

Ook wordt het bloed en urine onderzocht op urinezuur. Een hoog gehalte hiervan is een aanwijzing voor jicht.

Om met zekerheid vast te stellen of de ontsteking wordt veroorzaakt door neergeslagen kristallen, wordt soms via een naald een klein beetje vocht uit een ontstoken gewricht gehaald en onder de microscoop onderzocht. Dit onderzoek wordt gedaan door een reumatoloog.

Wat kan helpen?
De ontsteking geneest binnen één tot drie weken. Rust en het gewricht koelen verzacht de pijn. Artsen schrijven meestal een ontstekingsremmende pijnstiller voor tegen de pijn. Als deze niet voldoende werkt, kan colchicine uitkomst bieden, dit is een middel speciaal tegen jicht dat ook ontstekingsremmende en pijnstillende eigenschappen heeft.

Als de jichtaanvallen meerdere keren per jaar toeslaan, kan de arts een middel voorschrijven dat de hoeveelheid urinezuur in het bloed verlaagt. Dit is bijna altijd allopurinol. De eerste weken dat een dergelijk middel gebruikt wordt, is de kans op een jichtaanval juist groter. Daarom schrijven artsen in die periode daarbij wel eens voor de zekerheid colchicine voor.

Jicht is meestal goed te behandelen. Soms moeten de voedingsgewoonten aangepast te worden. Een aantal voedingsmiddelen bevat namelijk een grote hoeveelheid purine, een stof die voor een hoger urinezuur zorgt.
Naast het regelmatig gebruik van geneesmiddelen is het verstandig om het alcoholgebruik te matigen en voldoende water te drinken.
Mensen die meerdere malen jichtproblemen hebben gehad, moeten de voorgeschreven geneesmiddelen meestal levenslang gebruiken.

Wie kan helpen?
Een huisarts en reumatoloog kunnen beiden helpen bij de behandeling van jicht.

Ermee leven
Val in een rustig tempo af (Tomaz Levstek)Naast het gebruik van medicijnen die pijn en stijfheid verminderen kan men zelf ook veel doen om minder last te hebben van jicht.

Koelen met ijs, ontspanningsoefeningen doen en afleiding zoeken kan helpen om minder last te hebben van pijn.

Purine is één van de producten van de menselijke stofwisseling. Slechts een klein deel komt direct uit ons voedsel. Dat betekent dat de hoeveelheid purine maar voor een klein deel te beïnvloeden is via het eten. Over het algemeen kan iemand met jicht gewoon alles eten.
Koffie en thee dragen niet bij aan een verhoogd purine- of urinezuur gehalte. Wel is het van belang om overmatig gebruik van voedsel en overgewicht te vermijden.
Een te snelle vermagering kan een jichtaanval uitlokken dus probeer als dat nodig is in een rustig tempo af te vallen.

Alcoholhoudende dranken, zoals wijn en bier bevatten veel purine en zetten het lichaam aan tot het produceren van urinezuur. Ook maakt alcohol het de nier moeilijker om urinezuur kwijt te raken.

Een aantal voedingsmiddelen bevat zeer veel purine. Het gaat om bouillon, hart, hersenen, lever, niertjes, jus, haring, sardines, ansjovis, mosselen, viskuit, bier, wijn en zwezerik. 

Online bronnen: Nederlandse apothekers; Reumafonds.nl

Osteoporose

Osteoporose is een syndroom dat de dichtheid van botten beïnvloedt, waardoor deze brozer worden en makkelijk breken. Het belangrijkste mineraal waar het bot uit opgebouwd is bestaat uit een verbinding van calcium en fosfaat. Osteoporose wordt vastgesteld door middel van het meten van de botmineraaldichtheid (bone mineral density, BMD) zoals die gemeten kan worden met röntgenabsorbtie (Dual Energy X-ray Absorptiometry of DEXA meting). Als een BMD wordt gemeten die 2.5 standaardafwijkingen lager is dan die van een 20-jarige wordt osteoporose aangenomen.

Osteoporose kan zeer verschillende oorzaken hebben. De meest voorkomende oorzaak is de hormonale veranderingen ten gevolge van de menopauze, vandaar dat de aandoening relatief vaak voorkomt bij oudere vrouwen.

Men moet vooral bedacht zijn op osteoporose wanneer een breuk in een bot ontstaat bij een feitelijk geringe belasting (een simpel verstappen bij een stoeprand of bij het dichtdoen van een deur). In deze gevallen is onderzoek naar de onderliggende oorzaak zeer belangrijk. Ook wanneer in de familie vaker osteoporose voorkomt loopt iemand een verhoogd risico.

Het voorkomen (tegengaan) van osteoporose, of het vertragen van het ontstaan kan op een aantal manieren. Van belang zijn: Zorgen voor een goede botdichtheid als je jong bent, door goede voeding (voldoende calcium, vitamine D) in combinatie met beweging, wat de botten belast en daardoor sterker maakt. Vervolgens zorgen voor een actief bestaan: als je je botten niet regelmatig belast zullen ze minder sterk worden. Sportief, afwisselende beweging is belangrijk. Ook als je ouder bent blijft goede voeding belangrijk: voldoende calcium en vitamine D, maar ook weinig zoet en beperkte eiwitinname dragen bij tot een langer behoud van je botmassa.

Ook het gebruik van medicijnen heeft invloed. Medicijnen die ontstekingsactiviteit remmen en afgeleid zijn van bijnierschorshormonen (corticosteroïden) versnellen het proces van botontkalking wat leidt tot osteoporose. Er zijn echter ook medicijnen die de botaanmaak stimuleren: deze medicijnen die zijn afgeleid van vrouwelijke geslachtshormonen als oestrogeen en oestradiol beperken de botafbraak en een laatste groep middelen genaamd bisfosfonaten kunnen zelfs de afzetting van botmineralen bevorderen. Van belang is dat deze medicatie trouw wordt ingenomen omdat anders de effectiviteit sterk vermindert. De medicatie kan nooit alle botbreuken ten gevolge van osteoporose voorkomen. Momenteel wordt ingeschat dat bij trouw gebruik van de medicatie 50% minder breuken op zullen treden.

Reuma

Reumatoïde artritis of R.A. is een ontsteking van het synovium in gewrichten, die bij 1 à 2 % van de bevolking voorkomt. Regelmatig zijn ook peesscheden en slijmbeurzen bij het ontstekingsproces betrokken. De term reuma omvat in de volksmond (en in de terminologie van de reumastichting) vele ziekten. Reumatoïde artritis, artrose, fibromyalgie, de ziekte van Bechterew en jicht zijn een paar voorbeelden. Voor artsen is 'reuma' echter meestal specifiek een aanduiding voor reumatoïde artritis.

De oorzaak is de vorming van lysosomale enzymen (afbrekende enzymen oftewel hydrolytische enzymen) die ter plekke worden geproduceerd door cellen van het immuunsysteem, dus betreft het een auto-immuunproces. Deze resembleert een type IV hypersensitiviteits reactie, vanwege de betrokkenheid van CD4 T-cellen (TH1 en TH2 cellen) en die van CD8 cytotoxische T-cellen bij respectievelijk de bevordering van vernietiging door macrofagen en B-cellen van het immuunsysteem en apoptose (geprogrammeerde celdood). Hoewel zeer velen in de bevolking gewrichtsklachten hebben die ze met 'reuma' aanduiden, is RA in strikte zin relatief zeldzaam, en gaat gepaard met alle ontstekingsreacties: pijn/zwelling/warmte/roodheid en functieverlies tot en met vergroeiing van de aangedane gewrichten. Naast gewrichten kan RA echter vrijwel alle orgaansystemen aantasten. De meeste mensen met RA kunnen met de huidige stand van behandeling een redelijk normaal leven leiden. Er is echter een kleine groep patiënten die op den duur ernstig geïnvalideerd raakt.

Diagnose
Reumatoïde artritis is (nog) een klinische diagnose, die wordt gesteld op de klachten en verschijnselen van de patiënt, zonder dat laboratoriumonderzoek daar een grote rol bij speelt. De Amerikaanse reuma-associatie hanteert de volgende citeria:

5 van de volgende moeten tenminste zes weken aanwezig zijn:

-stijve ledematen, vooral in de ochtend > 1 uur;
-pijn in tenminste 1 gewricht bij beweging;
-zwelling door verdikking van weke delen in tenminste 1 gewricht;
-tenminste een ander gewricht met zwelling van de weke delen;
-slecht mucineprecipitaat uit synoviale vloeistof;
-karakteristieke histologische veranderingen in het synovium;
-karakteristiekek histologie van noduli;
-Daarbij mogen er geen andere aandoeningen zijn die de klachten verklaren.

Er zijn niet zo lang geleden antistoffen ontdekt die alleen bij mensen met reumatoïde artritis lijken voor te komen, de anti-CCP. (CCP = cyclic citrullinated peptide). Anti-CCP in het bloed betekent meestal dat iemand R.A heeft of R.A zal krijgen. Dit is een veel nuttiger test dan de al veel langer bekende 'reumafactor' die in tegenstelling tot wat de naam suggereert niet of nauwelijks hulp biedt bij het stellen van de diagnose.

Voor het stellen van de diagnose reumatoïde artritis is röntgenonderzoek in de regel niet noodzakelijk. Alleen indien de patiënt op basis van gegevens verkregen door middel van anamnese en lichamelijk onderzoek niet geheel voldoet aan de criteria voor het stellen van de diagnose reumatoïde artritis én de latexfixatietest een negatieve uitslag oplevert, kunnen röntgenologisch vastgestelde erosies de doorslag geven bij het stellen van de diagnose. Röntgenonderzoek blijft in dit geval beperkt tot de handen/polsen en de voorvoeten, omdat erosie van bot op die plaatsen het eerst optreedt. Erosies vroeg in het ziektebeloop wijzen op gewrichtsschade en zijn een teken van de ernst en de progressie van de reumatoïde artritis. Weliswaar correleert hun aanwezigheid niet altijd goed met de klachten en functionaliteit, maar ze vormen wel een belangrijke maat voor de progressie van de ziekte.

Reumatoïde artritis is niet erfelijk, hoewel het in sommige families vaker voorkomt.

Reumatoïde artritis kan op iedere leeftijd debuteren. Tot de leeftijd van 45 jaar is de man/vrouw verhouding 1:3; op oudere leeftijd worden de verschillen tussen beide geslachten geringer. Onder de leeftijd van 16 jaar spreekt men van juveniele artritis.

Specifieke aandoeningen

Maak hieronder uw keuze voor meer informatie